Mei 2022 – De smaak van Lisdodde

De smaak van lisdodde ( vervolg )

Een online cursus ‘eetbare planten’ klinkt eigenlijk nogal triest en surrogaat, maar niets bleek minder waar. Na 8 lessen had ik een heel notitieblok volgeschreven met namen van talloze planten waar ik tot voorheen nietsvermoedend aan voorbij was gelopen, maar die stuk voor stuk waardevolle voedingsstoffen bleken te leveren. En het bleef niet bij schrijven alleen, ik ging ook regelmatig op vega-strooptocht om thuis te komen met zakjes en bakjes vol eetbare planten.

We aten thuis in die tijd o.a. sla met hondsdraf, zuring en kleefkruid; hazelaarkatjes omwikkeld met chocolade, speenkruidspaghetti en een roerbakschotel met paardenbloem- en teunisbloemwortels.

Ik besloot mij ook te wagen aan de lisdodde. Deze plant behoort tot de 4 meest waardevolle planten om te overleven in de natuur omdat ie algemeen en in groten getale voorkomt in heel Nederland in waterrijke gebieden, en gedurende het hele jaar waardevolle voedingsstoffen levert. Lisdodde is een bron van zetmeel (wortels en jonge scheuten) en eiwit (mannelijke bloeiaar).

Waar ik echter geen rekening mee had gehouden, was de (on)herkenbaarheid van lisdodde in het vroege voorjaar. Zonder de kenmerkende vrouwelijke bloeiaar, de sigaar, moet je het hebben van de smalle groene bladeren. En die hebben wel meer waterplanten! Het viel mij zwaar tegen om de scheuten van lisdodde bijvoorbeeld te onderscheiden van die van gele lis. En dat is niet onbelangrijk, aangezien de gele lis (dodelijk) giftig is. Mijn onvermogen leidde ertoe dat ik op enig moment onbedoeld de bladeren van de grote egelskop heb gegeten i.p.v. de lisdodde (wel eetbaar gelukkig, maar niet bijzonder smakelijk wat mij betreft).

Dankzij enige online ondersteuning van Leah Groeneweg (van de plantencursus) had ik uiteindelijk de zekerheid dat ik lisdoddescheuten in handen had. Deze belandden met wat olie, zout en peper in een koekenpan op ons fornuis. Na een paar minuutjes aanbakken konden we voorzichtig proeven. Ik vond het wel lekker, een beetje hartig. Je proeft en voelt het zetmeel in je mond. Mijn wederhelft was uitgesprokener in haar mening: ‘bah, het smaakt naar vis’. Sindsdien spreken wij thuis van ‘visdodde’.

Ik heb mij intussen voorgenomen om in de zomer te gaan roerbakken met de vrouwelijke bloeiaren.